Een luide brul had zijn ochtendslaap verstoord en moeizaam zette hij zijn lichaam omhoog om zich daarna voort te kunnen bewegen. De brul was afkomstig van een luipaard, vast iemand die in zijn troep wilde. Terwijl hij geeuwde maakte hij aanstalte om te gaan lopen. Leden had hij nog niet en eigenlijk was dat erg logisch, er waren - voor zover hij wist - maar heel weinig luipaarden tot nu toe. Een stuk of 3/4 en ze waren vast niet allemaal slecht. De brul kwam uit de richting van de rivier waar hij niet zover vandaan was, zijn bruingele ogen speurde de omgeving af opzoek naar een luipaard of misschien een andere kat die hij tussendoor nog even kon jennen. De passen die hij maakte waren groot en krachtig, het paste prima bij zijn gespierde lichaam dat hij had gekweekt. Geluid van stromend water begroette hem nu hij de rivier naderde, een sterke geur hing hier rond, wellicht van degene die naar hem had gebruld en in zijn gedachten probeerde hij er een voorstelling van te maken, hoe die eruit zou zien. De brul had eigenlijk zijn hele programma verstoord, eigenlijk wilde hij eerst gaan jagen aangezien zijn maag rammelde, maar dit ging voor alles. De troep die hij niu had - als je het al een troep kon noemen - was nog niet groot en daar moest duidelijk verandering in komen. Anders stikte het hier van de tijgers, die vervelende trotse dieren die volschoten van angst als je een gevecht met ze wilde beginnen, lafaards. Zijn ruwe donkerroze tong likte zijn lippen af, hij miste de smaak van bloed, kattenbloed. Nog maar enkele struiken hielden hem van de rivier af, zijn bruingele ogen kregen langzaam een goudgeel gedaante in beeld met zwarte vlekken, de luipaard die hem had geroepen. Zijn linkerpoot kwam uit de bossen gezet en met kracht had hij hem op de grond geplaatst waarbij je een doffe klap hoorde. Nu verscheen de rest van zijn lichaam en degene die net had gebruld was een vrouwelijk luipaard, wel te verstaan. Zou ze slecht zijn, echt slecht? Daar zou hij snel genoeg achter komen, misschien vond ze zijn vertoning heel anders dan verwacht. Hij was redelijk groot, gespierd en door zijn spieren wat vorser maar daardoor niet uit verhouding. De blik in zijn ogen was doodsbedreigend geworden, als ze het lef had om een goedzakje te zijn die had gebruld zou hier haar leven eindigen. Daar was hij zeker van, maar rustig wachtte hij af. Enkele passen kwam hij dichterbij, zijzelf mocht het woord openen. Het enige wat hij deed was een knikje naar haar geven terwijl hij op twee meter afstand van haar ging staan, een mooie tussenruimte.